16.2.06

12. EEN ONGEHOORD BOEIEND GESPREK [Joh. 4:1-26]

JEZUS 'MOET' DOOR SAMARIA GAAN
Als Jezus vanuit Judea naar Galilea wil, 'moet' hij dwars door het woongebied van de Samaritanen. Gewoonlijk zochten Joden een mogelijkheid om de Jordaan over te steken, zodat zij niet door Samaria hoefden te gaan, maar het lijkt er op dat Jezus zich genoodzaakt voelde om juist wél door dit gebied heen te trekken. Rond het middaguur zoekt Jezus doelbewust rust en verkoeling op een opvallende plaats: bij de bron van Jakob...
Toen Jezus hoorde dat aan de Farizeeën verteld werd dat hij meer leerlingen maakte en er ook meer doopte dan Johannes – Jezus doopte overigens niet zelf, zijn leerlingen deden dat –, verliet hij Judea en ging weer naar Galilea. Daarvoor moest hij door Samaria heen. Zo kwam hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had, waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur. (Joh. 4:1-6)
Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de bronKlik op de afbeelding voor weergave in groter formaat.

EEN SPANNENDE DIALOOG

Jezus was zich er van bewust dat zijn optreden de belangstelling van de Farizeeën begon te trekken. Het lijkt erop dat hij heel bewust zijn werkterrein verlegt. Onderweg van Judea naar Galilea komt Jezus door Samaria. Daar spreekt hij niet een massaal toegestroomd publiek toe, maar gaat hij in gesprek met één persoon. Het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw vertoont een spanning die wel wat doet denken aan de dialoog die we in het voorafgaande hoofdstuk zijn tegengekomen (het gesprek tussen Jezus en Nikodemus). Jezus neemt het gesprek met deze Samaritaanse vrouw - dat plaatsvindt in het volle daglicht - net zo serieus als de nachtelijke conversatie met een geleerde Joodse leraar! Dit is niet iets om zomaar over heen te lezen: een vrome Joodse man zou niet zomaar met een vreemde vrouw in gesprek gaan – en al helemaal niet met een Samaritaanse vrouw!
Niet toevallig stopt Jezus bij de bron van Jacob, niet toevallig treft hij daar een Samaritaanse vrouw. Jezus 'moest' daar zijn en dit gesprek 'moest' plaatsvinden.

BERG GERIZIM
De Samaritanen* waren niet welkom in de tempel van Jeruzalem. Zij hadden hun eigen heilige plaats van aanbidding voor JHWH: op de berg Gerizim (op de foto is dit de linker bergtop, rechts is de berg Ebal. Archeologische opgravingen hebben aangetoond dat op Gerizim een heiligdom voor JHWH heeft gestaan).

Omdat Joden hun Samartiaanse naasten verachtelijk vonden, was het ondenkbaar dat een vrome Jood iets te drinken zou vragen aan een 'onreine' Samaritaan. Tot verbazing van de Samaritaanse vrouw doorbreekt Jezus dit taboe:
Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef Mij wat te drinken.’ Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen. De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’ Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om. (Joh. 4:7-9).
De leerlingen van Jezus zijn boodschappen aan het doen. Er wordt gesproken over 'de stad' en het ligt voor de hand dat dit de Samaritaanse stad Sichem was. De leerlingen van Jezus gingen inkopen doen in het gebied waar andere Joden zich niet zouden laten zien.

MEER DAN JAKOB
Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.’ ‘Maar heer,’ zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen? U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’ (Joh. 4:10-12)
Vrouwen bij de bronIn 1935 werd de put van Jakob uitgegraven. Het bleek dat de put zelf ruim 40 meter diep was. 's Zomers zakte het water zo laag dat men het van zo'n 20 meter diep omhoog moest halen. Ook een op het oog onbelangrijke opmerking in de bijbel ('de put is diep') blijkt historisch betrouwbaar te zijn!

Jezus 'moet' met deze vrouw praten. Hij gebruikt het water en de put als een metafoor. Net zoals bij Nikodemus (die de geestelijke betekenis van 'opnieuw geboren worden' moest leren te verstaan), praat Jezus eerst 'in raadselen':

‘Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,’ zei Jezus, ‘maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ ‘Geef mij dat water, heer,’ zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’ Toen zei Jezus tegen haar: ‘Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.’ (Joh. 4:13-16)
Merk op hoe plotseling Jezus van onderwerp verandert! Eerst spreekt hij tegen de vrouw over gewoon drinkwater uit de put. Daarna praat hij over water als symbool van eeuwig leven. En zonder verdere uitleg geeft Jezus de vrouw opdracht haar man te halen! Nu spreekt Jezus deze vrouw heel persoonlijk aan, zonder haar publiekelijk in verlegenheid te brengen of zonder haar keihard onderuit te halen. Jezus draait er niet omheen - veel woorden zijn niet nodig. Hij spreekt waarheid in liefde.
‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. ‘U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent! (Joh. 4:17-19)
DE REDDING IS UIT DE JODEN
We hebben al eerder gezien dat Jezus met een korte opmerking een gesprekspartner in het hart kan raken. (Denk aan Natanaël - Jezus zei dat hij hem had zien zitten onder de vijgenboom - Joh. 1:47, 48). Ook deze vrouw is er ogenblikkelijk van overtuigd dat deze Joodse man niet zomaar iemand is. Een vreemdeling die zulke feiten uit je privéleven weet, dat moet wel een profeet zijn. Nu durft de vrouw ook een gevoelig godsdienstig onderwerp aan te snijden (namelijk de controverse over de juiste plaats van aanbidding). Jezus maakt de vrouw duidelijk dat de redding voortkomt uit de Joden (vers 22), maar dat de discussie over de plek waar God aanbeden moet worden over enige tijd niet meer van belang zal zijn!

Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.’ De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer hij komt zal hij ons alles vertellen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben ik, die met u spreekt.’ (Joh. 4:20-26)
Wat hier gebeurt is werkelijk ongehoord! Zowel de Joden als de Samaritanen verwachten de Messias. Maar de Samaritanen baseren zich daarbij alleen op de eerste vijf boeken van het Oude Testament en zien uit naar een tweede profeet als Mozes. De Joden beschikken over veel meer profetische informatie uit het complete Oude Testament, maar zij onderkennen niet dat Jezus de Messias is!

DAT BEN IK (=IK BEN)
Jezus voorspelt hier dat het gauw afgelopen zal zijn met de tempeldienst in Jeruzalem en met de verering van JHWH op de berg Gerizim. Vanuit de geschiedenis weten we ook dat deze voorspelling is uitgekomen (de tempel in Jeruzalem werd vernietigd in het jaar 70. Er stond geen tempel meer op de berg Gerizim, maar de Samaritanen bleven wel offeren op deze berg. Onder Romeins gezag is er in de vroeg-christelijke tijd een kerk gebouwd). Jezus maakt duidelijk dat er een nieuw tijdperk aanbreekt: een tijdperk waarin God aanbeden zal worden in Geest en in waarheid. De vrouw is bijzonder goed op de hoogte. Zij zegt: 'Ik weet wel dat de messias zal komen' (volgens het Samaritaanse geloof zou hij naar de berg toe komen - misschien verklaart dat wel waarom Jezus hier moest zijn!).

De toevoeging (dat betekent 'gezalfde') is door Johannes, de schrijver van deze tekst als nadere aanduiding toegevoegd. Letterlijk schrijft hij: 'dat betekent Christus'. Terwijl Jezus onder zijn eigen volksgenoten niet openlijk bekendmaakt dat hij de Messias is, maakt hij er tegen de Samaritaanse vrouw geen geheim van. Zijn antwoord spreekt boekdelen: ‘Dat ben ik, die met u spreekt.’ In dit antwoord ligt een bijzondere onthulling besloten. 'Dat ben ik' komt namelijk overeen met de aanduiding IK BEN (zo stelt God zich voor in Exodus 3:14). Duidelijker kon Jezus niet zijn over zijn ware identiteit!

* In het jaar 2006 leven er nog maar 600 Samaritanen op de Westelijke Jordaanoever - bij Nabloes, de huidige naam voor de oude stad Sichem - en in Holon, een woongemeenschap bij Tel Aviv. Het gaat nu om een kleine religieuze secte die verwant is aan het Joodse volk. Het zou gaan om afstammelingen van het noordelijke tienstammenrijk van het oude Israël - dit is een studie op zich! Kijk even hier als je dit ook interessant vindt!

M@IL

2 Comments:

At maandag, februari 20, 2006 7:44:00 p.m., Anonymous Anoniem said...

Waarom zou Jezus nou juist bij de bron van Jakob zijn gaan zitten. Heeft iemand een idee?

 
At donderdag, maart 27, 2014 4:59:00 p.m., Anonymous Marinda said...

Jezus wist al dat die vrouw daar zou komen, waarom ging hij anders door Samaria? Hij kon ook de Jordaan oversteken... God was al van plan dat Jezus de vrouw zou ontmoeten en dat zij het ook weer doorvertelde zodat de mensen zich ook bekeerden.

 

Een reactie posten

<< Home