4.12.05

6. EEN MENS ZONDER BEDROG [Joh. 1:43-51]

Jezus riep zijn eerste discipelen uit de leerlingenkring van Johannes de Doper. Deze mannen gingen met een duidelijke aanbeveling van hun meester achter Jezus aan: 'Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt' (v. 29), 'Ik getuig dat hij de Zoon van God is' (v. 34) en 'Daar is het lam van God' (v. 36). Welke kwalificaties had een Rabbi nog meer nodig om leerlingen om zich heen te verzamelen? Zo bezien kun je je voorstellen dat de eerste leerlingen van Jezus, die hun vooropleiding van Johannes de Doper ontvingen, zonder aarzeling voortaan hun nieuwe Meester volgden.

OVERTUIGINGSKRACHT
Maar hoe zit dat met de discipelen die van buiten de leerlingenkring van Johannes kwamen? Was er iets meer overtuigingskracht nodig om hen over de streep te trekken? En zo ja, was Jezus bereid om hen tegemoet te komen wanneer zij twijfelden aan hun roeping? Laten we eens op zoek gaan naar wat antwoorden!
De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan en daar ontmoette hij Filippus. Hij zei tegen hem: ‘Ga met mij mee.’ Filippus kwam uit Betsaïda,uit dezelfde stad als Andreas en Petrus. (Joh. 1:43, 44)
MET JEZUS IN ZEE
Over Simon Petrus hebben we gelezen dat hij door zijn broer Andreas meegenomen werd naar Jezus. Slechts één ontmoeting met zijn Heer en Petrus was verkocht! Ik denk dat Petrus een gevoelsmens was. Als het goed voelde, dan durfde hij een stap in geloof te zetten. Als anderen nog aan het nadenken waren, dan had Petrus het heft al in eigen handen genomen. (Daar zullen we nog wel over lezen...). Kijk nog eens naar vers 42 waar staat: 'Jezus keek hem aan en zei: "Jij bent Simon, de zoon van Johannes..."' Jezus wist direct wie Petrus was en Petrus wist direct wie Jezus was. Het klinkt misschien gek, maar hier was sprake van liefde op het eerste gezicht. Nadat hij eerst van zijn broer Andreas over Jezus gehoord had, was deze ontmoeting genoeg voor Petrus om met Jezus in zee te gaan (of moet ik zeggen: om uit zijn eigen boot te stappen?)

NAZARET OF BETHLEHEM?
Filippus was een plaatsgenoot van de broers Andreas en Petrus. Het lijkt erop dat Jezus doelbewust naar Galilea ging om zijn beoogde nieuwe leerlingen Filippus en Natanaël daar aan te treffen (v. 43). Misschien was Filippus ook wel een leerling van Johannes de Doper, misschien hadden de broers hem uitgebreid verteld over hun ontmoeting met Jezus de Messias. Hoe dan ook, deze man had genoeg aan een enkele oproep van Jezus. Hij sloot zich enthousiast bij het gevolg van de Meester aan.

In vers 45 staat dat Filippus hierna Natanaël ontmoette. Filippus vertelt hem enthousiast over zijn ontmoeting met Jezus en over het feit dat deze man de vervulling is van de profetieën uit het Oude Testament. Waarschijnlijk kende hij Natanaël als een integere, serieuze man die als elke vrome jood uitkeek naar de komst van de Messias. Ongetwijfeld kende Natanaël de profetische geschriften en wist hij aan welke beschrijving de komende Messias moest voldoen. Een van de eisen was dat de geboorteplaats van de Messias (de 'Christus', de 'Gezalfde') het plaatsje Bethlehem moest zijn. Voor schriftgeleerden en (hoge)priesters behoorde dit tot de parate kennis. Lees maar mee uit het evangelie van Matteüs:
Hij (koning Herodus) riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de messias geboren zou worden. ‘In Betlehem in Judea,’ zeiden ze tegen hem, ‘want zo staat het geschreven bij de profeet: “En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.”’ (Mat. 2:4-6)
Voor de vrome jood Natanaël stond het vast dat de komende Messias afkomstig moest zijn uit Betlehem in Judea. Dit gegeven verklaart waarom Natanaël niet direct enthousiast is wanneer hij uit de mond van Filippus de naam 'Jezus van Nazaret' hoort. Sterker nog, zijn vraag 'kan daar iets goeds vandaan komen?' wekt de indruk dat de plaats Nazaret geen geweldige reputatie had onder vrome joden. In ieder geval kon het niet de geboorteplaats van de Messias zijn.

Het enthousiasme van Filippus was kennelijk genoeg om Natanaël op onderzoek te laten gaan. Ook bij deze eerste persoonlijke ontmoeting is het ijs gauw gebroken. Jezus ziet direct dat Natanaël een integere man is ('een echte Israëliet, een mens zonder bedrog'). En uit hetgeen Hij verder tegen Natanaël zegt, blijkt dat Jezus zijn nieuwe leerling daarvoor ook al zag zitten... Onder de vijgenboom, om precies te zijn!
‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ zei Natanaël. Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ (Joh. 1:48-50)
GEEN SPOOR VAN TWIJFEL MEER
Klaarblijkelijk was de uitspraak van Jezus dat hij Natanaël onder de vijgenboom zag zitten, voldoende bewijs om deze echte Israëliet te overtuigen. Zonder bedenkingen noemt Natanaël Jezus van Nazaret nu 'Rabbi', 'Zoon van God' en 'Koning van Israël'. Er bestond bij deze man zonder bedrog geen spoor van twijfel meer.
De uitdrukking 'onder de vijgenboom' spreekt tot de verbeelding. Alleen Jezus en Natanaël zullen exact weten waar deze uitdrukking op duidt, maar volgens bijbelgeleerden kan het heel goed een verwijzing zijn naar de joodse opvoeding van Natanaël. Het zou kunnen verwijzen naar een studie van de joodse wet. Hoe dan ook, voor Natanaël werkt deze aanduiding als een wachtwoord: ook hij weet nu precies Wie hij voor zich heeft!

We weten niet zeker of Natanaël één van de 12 discipelen van Jezus is geworden, maar gezien het tekstverband is dat wel waarschijnlijk (Jezus was immers bezig met het roepen van zijn eerste leerlingen). Het is mogelijk dat Natanaël later Bartolomeüs wordt genoemd. Deze naam is een verwijzing naar een vadernaam ('zoon van') en het was niet ongebruikelijk om beide namen te gebruiken (denk aan voor- en achternaam). Bovendien wordt deze discipel direct na Filippus genoemd in de opsomming van alle discipelen in Matteüs 10:2-4.

Jezus kondigt aan dat zijn nieuwe leerling Natanaël nog veel grotere dingen zal zien. Met de volgende uitspraak laat Hij in ieder geval geen spoor van twijfel bestaan over zijn eigen Identiteit:
‘Waarachtig, ik verzeker jullie,’ voegde hij eraan toe, ‘jullie zullen de hemel geopend zien, en de engelen van God zien omhooggaan en neerdalen naar de Mensenzoon.’ (Joh. 1:51)

M@IL