3.12.05

5. WIJ HEBBEN DE MESSIAS GEVONDEN [Joh. 1:35-42]

De volgende dag stond Johannes er weer met twee van zijn leerlingen. Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’ De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee. (Joh. 1:35-37)
De prediking van Johannes de Doper vond massaal gehoor. De mensen stroomden toe om zich te bekeren van hun zondige leven en om zich te laten onderdompelen in de Jordaan. Zodra Jezus voorbijkomt, herkent en erkent Johannes Hem als het lam van God. Zo wordt vlak voor het publieke optreden van Jezus duidelijk geprofeteerd dat Jezus, de Zoon van God, als een lam zijn leven zou geven als offer voor de zonden. De twee leerlingen die in vers 37 genoemd worden onderkennen het uitzonderlijke belang van deze profetische uitspraak en aarzelen niet. Zij gaan direct met Jezus mee!

KOM MAAR MEE, DAN ZUL JE HET ZIEN
Volgens vers 40 was Andreas één van de twee leerlingen. Het is goed mogelijk dat de evangelist Johannes zelf de andere leerling was, want hij maakt er een goede gewoonte van zichzelf 'naar de achtergrond te schrijven' in het door hem geschreven evangelie. Hoe dan ook, de twee leerlingen laten hun meester Johannes de Doper zonder nadere toelichting staan en gaan direct achter hun nieuwe Meester aan. Merk op dat Jezus hen niet individueel uitnodigt (zoals Hij met anderen wel doet). Deze twee mannen hebben klaarblijkelijk geen persoonlijke uitnodiging nodig - zij gaan gewoon met hun Heer mee.
Jezus draaide zich om, en toen hij zag dat ze hem volgden, zei hij: ‘Wat zoeken jullie?’ ‘Rabbi,’ zeiden zij tegen hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert u?’ Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’ Ze gingen met hem mee en zagen waar hij onderdak had gevonden; het was ongeveer twee uur voor zonsondergang en ze bleven die dag bij hem. (Joh. 1:38,39)
BAAS BOVEN BAAS
Johannes de Doper zag Jezus niet als concurrent. Zijn twee ex-leerlingen zag hij niet als 'overlopers'. Ook hij vond het blijkbaar vanzelfsprekend dat zijn volgelingen zich ogenblikkelijk bij hun nieuwe Meester aansloten. Baas boven baas... zou je kunnen zeggen.
Hoe werd het leerlingenaantal van Jezus' klas gecomplementeerd? Jezus sprak zelf leerlingen aan die Hij kort en krachtig opriep Hem te volgen. In het volgende gedeelte wordt duidelijk dat de allereerste leerlingen zelf ook leerlingen aanbrachten:
Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus. Vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’). (Joh. 1:40-42)

KEI VAN EEN KEREL
Simon, de zoon van Johannes (door Jezus ook eens aangeduid als Barjona = zoon van Jona), was Kefas, oftewel Petrus... Maar met al die aanduidingen hebben we het nog altijd over één en dezelfde man: Petrus, broer van Andreas, kei van een kerel. Jezus had geen behoefte aan een intake-gesprek. Hij keek dwars door de stoere buitenkant van zijn nieuwe leerling heen en zag de blanke pit in de ruwe bolster. Petrus was een ruwe diamant, een keiharde kerel, een man uit één stuk... Kortom, een ideaal object voor de Meester beeldhouwer. Blijf opletten terwijl we het evangelie (en hopelijk straks Handelingen) gaan bestuderen en je zult zien hoe Jezus de harde kantjes van Petrus' karakter bekwaam - en stukje voor stukje - weghakt. Een pijnlijk, maar noodzakelijk proces voor elke leerling van Jezus!

M@IL