28.11.05

2. REFLECTIES VAN HET LICHT [Joh. 1:6-18]

Nadat we vrij uitgebreid stilgestaan hebben bij de openingszinnen van dit evangelie, houden we nu een groter tekstgedeelte tegen het licht. (NB Klik op de titel van deze post om het gedeelte zelf te lezen!) In het 6e vers wordt over Johannes gesproken, maar uit het vervolg blijkt dat dit niet de evangelist en leerling Johannes is (de schrijver van dit bijbelboek), maar Johannes de Doper - de man die met zijn optreden de weg voor Jezus had vrijgemaakt. Uit de andere evangeliën weten we dat deze Johannes de Doper een leeftijdsgenoot en familielid van Jezus (neef?) was.
Hij (Johannes de Doper) was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen
van het licht: het ware licht dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam.
(Joh. 1:8,9)

Nadat we hiervoor hebben gezien dat we voor 'het Woord' de naam van Jezus Christus mogen invullen, wordt al gauw duidelijk dat we dit ook voor 'het ware licht' mogen doen. Johannes de Doper was het ware licht niet, hij was eerder een voorafschaduwing of een afspiegeling van dit licht. (Ja, ja... de naam van dit bijbelstudieblog is met zorg gekozen!)

Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen. Wie hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God. Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. (Joh. 1:12-14)
OPNIEUW GEBOREN
In bovenstaand tekstgedeelte maakt de schrijver duidelijk dat Jezus naar zijn schepping - en in het bijzonder naar zijn volk Israël - gekomen is, maar dat Hij daar niet werd ontvangen (geaccepteerd). Gelukkig waren er mensen die Jezus wel als God, als levend Woord en als Licht in hun leven toelieten. Dat waren (en zijn) de mensen die 'in zijn naam geloven'. Deze mensen zijn niet op lichamelijke wijze opnieuw geboren (uit een mens), maar op geestelijke wijze (uit God).

In vers 14 spreekt de ooggetuige Johannes: hij heeft de mens Jezus van heel dichtbij gezien en gevolgd. Hij kan van Hem getuigen dat Hij 'vol van goedheid en waarheid' was en dat de 'grootheid van zijn Vader' in Hem zichtbaar was. Dat is een prachtig getuigenis!

OUDE EN NIEUWE TESTAMENT
In de vorige post wees ik op de verwijzing naar Genesis 1. Ook aan het eind van het gedeelte dat wij nu bespreken wordt terugverwezen naar het Oude Testament.
De wet is door Mozes gegeven, maar goedheid en waarheid zijn met Jezus
Christus gekomen. (Joh. 1:17)
Mozes was een belangrijk persoon uit het Oude Testament - maar zijn naam staat ook voor de eerste bijbelboeken die aan hem worden toegeschreven. In deze enkele zin is ontzettend veel inzicht samengebald. God heeft zijn ontspoorde schepping, zijn verdwaalde mensenkinderen, door de wetten die Hij Mozes doorgaf weer tot de orde geroepen. Deze wetten maakten in ieder geval duidelijk wat God van de mensheid verlangde (al stoorde men zich er vaak niet aan...)

'Mozes' staat hier voor het Oude Testament (het oude Verbond tussen God en zijn volk Israël), terwijl 'Jezus' de goedheid en de waarheid van God aan het licht brengt aan het begin van het Nieuwe Testament (het nieuwe Verbond tussen God en de gehele mensheid).

SCHITTEREND GEZICHT
Misschien weet je dat Mozes zijn gezicht moest bedekken (Ex. 34:29-35) nadat hij in de aanwezigheid van God geweest was. De mensen konden de schittering van zijn gezicht niet verdragen! Jezus, de enige Zoon van God, die zelf God is (vers 18) wordt in de Bijbel ook 'de afstraling van Gods heerlijkheid' en 'de afdruk van zijn wezen' genoemd (Heb. 1:3 - deze beschrijving geeft de NBG '51 vertaling - in de NBV-editie staat op deze plaats: 'In hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld').

De duisternis moet wijken voor het licht. Maar de duisternis zal zich - waar mogelijk - tegen het licht verzetten. Jezus, die de mensen het schitterende gezicht van God toonde (goedheid en waarheid), kon niet bij iedereen op een warm welkom rekenen. De mensen die niet wilden dat hun duistere praktijken aan het licht zouden komen, zouden dan ook nog van zich laten horen...

M@IL